Onze leefomgeving verandert en de gemiddelde temperatuur is wereldwijd met 1 °C toegenomen. Die ene – schijnbaar onbeduidende – graad had verregaande gevolgen voor de seizoenen en het weer. Deze stijging met 1 °C resulteerde immers in kortere en warmere winters, minder koude dagen per jaar, dunnere sneeuwlagen, een vroeger begin van de lente, langere en hetere zomers, een snellere zeespiegelstijging en vaker extreme weersverschijnselen zoals overstromingen, droogtes, stormen, tornado’s en extreme temperaturen.

Wanneer we het over het warmere weer hebben, komen bovengenoemde gevolgen altijd als eerste in ons op. Er zijn echter meer gevolgen van seizoensverandering dan we in eerste instantie denken. Zo zijn er heel wat grote bedreigingen die we doorgaans over het hoofd zien. Een van deze bedreigingen is de toegenomen aanwezigheid en verspreiding van externe parasieten, die dienstdoen als vectoren, oftewel overbrenger, van ziekteverwekkers.

Dog 01

Hoe beïnvloedt het warmere weer deze parasieten die ziekteverwekkers dragen?

Het warmere weer beïnvloedt de activiteit, geografische verspreiding en overdrachtswijzen van de vectoren, en de opkomst en heropleving van door vectoren overgedragen ziekten.

De invloed van het warmere weer is merkbaar op meerdere niveaus. Zo heeft het invloed op de ziekteverwekker die de ziekte veroorzaakt, de vector die de ziekteverwekker overdraagt en, tot slot, de uiteindelijke gastheer.

Doorgaans beïnvloedt het warmere weer de vectoren op twee manieren:

  • Langere seizoenen – door de gunstigere weersomstandigheden kunnen vectoren vroeger actief worden en langer actief blijven dan normaal. Bijvoorbeeld: 15 dagen vroeger actief worden en 15 dagen langer actief blijven leidt tot een seizoen wat 1 maand langer duurt.
  • Verspreidingsgebied – door de gunstigere omstandigheden breiden vectoren ook hun geografische bereik uit. Een vector die vroeger bijvoorbeeld als exotisch beschouwd werd, zoals de tijgermug, treffen we nu in het noorden van Europa aan

Kortom, langere seizoenen en een groter verspreidingsgebied leiden tot een grotere dichtheid van vectorpopulaties.

Dog 02

Andere factoren die invloed hebben op parasieten die ziekteverwekkers dragen

Verkeer van mensen en dieren

Vóór de coronacrisis reisden mensen de hele wereld rond, vaak in het gezelschap van hun geliefde huisdieren. Reizen met een huisdier kan bijdragen tot de verspreiding van ziekteverwekkers en parasieten.

Meer nog, dieren kunnen ook alleen reizen; internationale aankopen, adopties en dierenwelzijnsorganisaties dragen bij tot het probleem. De belangrijkste factor hierbij is misschien wel de groeiende trend om honden en katten uit het buitenland te adopteren. Vanuit het oogpunt van de ziekteverspreiding zijn volwassen huisdieren mogelijk gevaarlijker dan jonge dieren. De kans is immers groter dat volwassen dieren een besmettelijke ziekteverwekker bij zich dragen omdat ze nu eenmaal al langer rondlopen en daardoor meer tijd hebben gehad om in contact te komen met een parasiet die een ziekteverwekker draagt.

Deze trend, in combinatie met een gebrek aan regelgeving en toezicht op het vervoer van huisdieren, zorgt ervoor dat het risico op de ongecontroleerde verspreiding van vectoren en ziekteverwekkers toeneemt.

Het ‘hitte-eilandeffect’

Het ‘hitte-eilandeffect’ is een fenomeen waarbij de temperatuur in een stedelijk gebied gemiddeld hoger ligt dan in het omliggende landelijke gebied. Daarom worden bepaalde vectoren, zoals zandvliegen, in stedelijke gebieden vroeger actief en blijven ze er langer actief.

De grotere dichtheid van gastheerpopulaties in stedelijke gebieden maakt het probleem bovendien alleen maar erger, want meer gastheren betekent meer vectoren.

De ‘naturban’ omgeving

Terwijl sterk ontwikkelde, grote verstedelijkte gebieden te kampen hebben met het zogenaamde ‘hitte-eilandeffect’, is het onderscheid tussen stad en land in minder ontwikkelde gebieden nogal vaag. Daardoor ontstaat er een soort tussengebied, dat in de volksmond bekendstaat als ‘naturban’.

Deze ‘naturban’ omgevingen zijn van immens groot belang voor de overdracht van vectoren en ziekteverwekkers omdat in deze gebieden mensen en huisdieren samenleven met wilde dieren die als reservoirs dienstdoen.

Cat 01

Houden alle factoren verband met het warmere weer?

Factoren zoals het verkeer van mensen en huisdieren houden geen rechtstreeks verband met het warmere weer. Zij werken echter de verspreiding van vectoren in de hand. Zodra de vroeger afwezige vector in het nieuwe gebied is geïntroduceerd, wordt zijn vermogen om zich te vestigen, te gedijen en eventueel schade te veroorzaken, zeker bepaald door het warmere weer en de daaruit voortvloeiende vectorbevorderende weersomstandigheden.

Als voorbeeld, laten we aannemen dat er een parasiet is die een ziekteverwekker bij zich draagt en een nieuwe omgeving is binnengebracht. Als de weersomstandigheden slecht zijn, dan zal de geïnfecteerde vector sterven voordat hij de infectie kan verspreiden.

Als de omstandigheden echter gunstig zijn, dan kan de vector lang genoeg gedijen om de ziekte te verspreiden, zelfs als de ziekteverwekker zich traag ontwikkelt en tijd nodig heeft om zijn infectieuze potentieel te bereiken of zelfs als hij moet wachten totdat hij een geschikte gastheer vindt. Als de omstandigheden gunstig zijn, kan de vector zich zelfs vestigen en permanent in het gebied blijven.

Het hangt dus allemaal van de weersomstandigheden af; als deze gunstig zijn, dan zal de vector alle andere obstakels overwinnen. Het warmere weer verandert en vervormt hele ecosystemen, waardoor er uiteindelijk een leefomgeving ontstaat die er voor kan zorgen dat parasieten zich blijvend vestigen.

Dog 03

Frequente en opkomende vectoren

Teken

Door de combinatie van een mildere herfst en winter met een vroege lente is de seizoensgebondenheid bij teken verschoven. In sommige gebieden kunnen we gerust zeggen dat er geen tekenseizoen meer bestaat; ze komen het hele jaar voor.

De impact van het warmere weer op de tekenactiviteit is meer uitgesproken in koudere gebieden. Doorgaans kenmerkt de start van de vorstperiode het einde van het tekenseizoen. Maar omdat de vorst tegenwoordig later invalt en korter duurt, neemt de tekenactiviteit toe en duurt het tekenseizoen langer.

In warmere gebieden zijn de seizoenen minder duidelijk afgebakend, waardoor er het hele jaar rond tekenactiviteit kan zijn. In 2017 werd er in Duitsland bijvoorbeeld een experiment uitgevoerd. Burgers werden gevraagd om tekenvondsten te melden. Tegen alle verwachtingen in kwamen er het hele jaar door meldingen binnen, ongeacht het seizoen.

De tekenactiviteit wordt ook gekenmerkt door een opvallende geografische spreiding. Tekenmigratie kent drie cruciale aspecten:

Exotische tekensoorten komen steeds verder in het Noorden voor omdat ook daar de weersomstandigheden voldoende mild zijn voor bepaalde tekensoorten om actief te zijn.

Teken verspreiden zich zowel verticaal als horizontaal. Tegenwoordig vind je zelfs teken in de Oostenrijkse Alpen op een hoogte van 2000 meter boven zeeniveau. Er wordt verondersteld dat de verticale verspreiding het gevolg is van het almaar dunnere sneeuwdek en de aanwezigheid van zwaardere vegetatie. Deze bevorderen immers de verspreiding van wilde gastheren en reservoirs, zoals wilde herten.

Trekvogels komen vroeger aan als gevolg van de vroege start van de lente. Wanneer vogels migreren kunnen ze nieuwe vectoren in de leefomgeving introduceren.

Zandvliegen

Zandvliegen zijn bijtende phlebotomen die wijdverspreid zijn in het hele Middellandse Zeegebied, waar ze het hele jaar door actief zijn. Sinds kort verspreiden zandvliegen zich ook naar het Noorden. In de noordelijke gebieden is hun activiteit echter seizoensgebonden.

Zandvliegen verspreiden zich echter niet alleen horizontaal, maar langzamerhand ook verticaal. Zo is de aanwezigheid van zandvliegen op hoogtes van meer dan 1000 meter boven zeeniveau niet langer uitzonderlijk. Als de sneeuwlaag bovendien niet bijzonder dik is, kunnen zandvliegenlarven de winter in de bodem overleven.

Muggen

Recent migreerde een nieuwe en gevaarlijke muggensoort naar Europa, de Aziatische tijgermug. Deze voormalig exotische mug is nu niet alleen in het Zuiden van Europa wijdverspreid, maar komt ook al in bepaalde noordelijke gebieden, zoals Nederland, voor.

In Noord-Europa worden veel muggensoorten waargenomen, maar er zijn niet voldoende warme maanden en de koude maanden zijn niet warm genoeg om de ziekteverwekkers in de mug hun infectieuze stadium te laten bereiken. De ziekteverwekkers die ze dragen kunnen in dergelijke omstandigheden hun infectieuze stadium niet bereiken.

Andere factoren die de geografische verspreiding van muggen in de hand werkt, zijn de extreme weersomstandigheden, in het bijzonder zware regenval. Zware regenval veroorzaakt overstromingen en overstroomde gebieden zijn de perfecte broedomgeving voor muggen.

Vlooien

Vlooien worden minder door weersomstandigheden getroffen omdat zij liever binnenshuis leven en hier perfect voor zijn aangepast. Binnenshuis zijn de omstandigheden altijd stabiel en mild, ongeacht het klimaat.

Wanneer een vlo zijn gastheer gevonden heeft, heeft hij eigenlijk geen reden om deze weer te verlaten. Hij voedt zich wanneer hij wil en laat zijn uitwerpselen vallen op de plaatsen waar zijn gastheer het vaakst ligt. De vlooienuitwerpselen bevatten bloed en zijn een ideale voedingsbron voor de vlooienlarven.

Onder dergelijke omstandigheden leggen vrouwelijke vlooien gemiddeld 40 eitjes per dag. Na verloop van tijd komen de eitjes uit en voeden ze zich aan de uitwerpselen. Het is een betoverende en eindeloze cyclus.

Fleas

Frequente en opkomende door vectoren overgedragen ziekten

Leishmaniasis

Leishmaniasis is een door insecten overdraagbare ziekte die door de protozo Leishmania infantum veroorzaakt wordt en door phlebotomen of zandvliegen overgedragen wordt. Phlebotomen zijn nachtinsecten die wijdverspreid zijn in het Middellandse Zeegebied. Sommige soorten zandvliegen kunnen echter ook in Noord-Frankrijk, Zuid-Zwitserland en Duitsland aangetroffen worden.

Geïnfecteerde zandvliegen dragen de ziekteverwekker over terwijl ze zich voeden met het bloed van hun gastheren (honden, katten, andere zoogdieren en mensen). Leishmaniasis is een mogelijk levensbedreigende ziekte met als belangrijkste symptomen zweren, gewichtsverlies, vergroting van de nagels, conjunctivitis, spieratrofie en nierproblemen.

Dirofilariasis

Dirofilariasis wordt door muggen overgedragen en veroorzaakt door de pathogene worm Dirofilaria immitis en D. repens. De vector die deze worm overdraagt verspreidt zich in de zuidelijke delen van centraal-Europa. Hij treft vooral honden, katten en mensen.

Wanneer geïnfecteerde muggen zich voeden, dringen de larvestadia van de worm in de wond binnen en vallen ze het organisme van de gastheer aan. In de gastheer ontwikkelen ze zich tot ontzettend lange wormen die in de rechterhart- en longslagaders leven en bijgevolg hartfalen veroorzaken. In het geval van D. repens leven de wormen onder de huid en vormen ze er pijnlijke knobbels.

Bartonellose

Bartonellose, een zoönose die beter bekendstaat als de ‘kattenkrabziekte’, wordt door de bacterie Bartonella henselae veroorzaakt. Katten zijn het belangrijkste reservoir en kattenvlooien de belangrijkste vector. Zowel de bacterie als de vector komen over de hele wereld voor. Bartonellose komt vooral bij immunosuppressieve mensen tot uiting met koorts, vergrote lymfeklieren en ontstekingen van de ogen, het tandvlees en het hart.

Babesiosis

Babesiose of piroplasmose wordt veroorzaakt door de protozo Babesia canis of andere Babesia-soorten en overgedragen door harde teken. De protozo moet wat tijd in de teek doorbrengen om zijn infectieuze potentieel te bereiken, wat betekent dat niet alle teken die deze ziekteverwekker dragen infectieus zijn. Harde teken die babesia dragen, zoals Dermacentor reticulatus, worden in West-, Zuid- en Centraal-Europa tot aan de Balkan verspreid.

De protozo dringt binnen in de rode bloedcellen van de gastheer, waar hij zich vermenigvuldigt. Als gevolg van de levensstijl van de protozo barsten de rode bloedcellen, waardoor er bloedarmoede kan ontstaan. Tenzij er snel en adequaat opgetreden wordt, is deze ziekte dodelijk voor honden.

Borreliose

Borreliose, in de volksmond beter bekend als de ziekte van Lyme, wordt veroorzaakt door de bacteriën van de Borrelia burgdorferi-groep. De bacteriën van deze groep worden door teken overgedragen. De als vector optredende teken komen in heel Europa voor, behalve in extreem koude en extreem warme gebieden. De ziekte van Lyme treft zelden honden en katten, maar voor mensen kan het een ernstige ziekte zijn die zich uit in koorts, uitslag en spier- en gewrichtspijnen.

Ehrlichiosis

Ehrlichiose. Ehrlichiose wordt veroorzaakt door de bacterie Ehrlichia canis en overgedragen door de teek Rhipicephalus sanguineus. De vector is aanwezig in Zuid-Europa en sommige delen van Centraal-Europa en treft vooral honden en soms katten. Afhankelijk van de omstandigheden kan de bacterie in geïnfecteerde teken overwinteren.

De bacterie leeft in bloedcellen en veroorzaakt extreem lage bloedcelaantallen (witte, rode en bloedplaatjes).

Cat 02

Leren samen te leven

We moeten proactief zijn en de nodige stappen zetten om met veranderende parasietrisico’s om te gaan. Het leerproces over hoe we kunnen samenleven met deze vectoren is lang en complex. Het vereist specifiek uitgedachte strategieën en doelgerichte plannen van aanpak.

Ten eerste moeten we bewustzijn creëren en gratis eenvoudige toegang tot accurate informatie mogelijk maken. Kortom, we hebben nood aan adequate educatie. We moeten alles weten over de vijand.

Ten tweede moeten mensen hun huisdieren de juiste bescherming bieden. Hiervoor moet de dierenarts het parasitaire risico van het huisdier beoordelen en een antiparasitaire bescherming adviseren op basis van de leefomgeving, levensstijl en thuissituatie.

Als we onze huisdieren goed willen beschermen, moeten we ons realiseren dat ze parasieten niet alleen buiten oplopen. Binnenomgevingen zijn niet altijd parasietvrij. Muggen en zandvliegen kunnen de hoogste verdiepingen van wolkenkrabbers bereiken. Teken kunnen zich in onze kleren verbergen en tevoorschijn komen wanneer een meer aantrekkelijke gastheer in zicht komt. Vlooien kunnen in onze bedden, banken en meubels leven zonder dat we het weten.

De volgende stap is een nauwe samenwerking met dierenartsen, vooral op het vlak van advies en de keuze van een gepaste bescherming.

De laatste stap is ervoor zorgen dat overheden strikte regels opleggen voor en controles uitvoeren op het vervoer van huisdieren.

Conclusie

Vanwege de vele onzekerheden en beïnvloedende factoren is het een hele uitdaging om te voorspellen hoe toekomstige seizoensveranderingen vectoren en vectorgebonden ziekten zullen beïnvloeden. We kunnen er wel van uitgaan dat wat er in de toekomst zal gebeuren hoofdzakelijk wordt bepaald door hoe proactief we nu reageren.

Onze krachtige reactie zou in feite uit verschillende speerpunten moeten bestaan. Ten eerste moeten we de progressie van seizoensveranderingen vertragen door het milieu te beschermen. Ten tweede moeten we de activiteit van vectoren onder controle krijgen door het hele jaar rond waakzaam te zijn en onze huisdieren te beschermen. Tot slot moeten we bewustzijn rond deze veranderingen creëren en hun impact voorkomen. Dit laatste aspect zal alles en iedereen beschermen, vooral onze huisdieren en onszelf.

De globale gemiddelde temperatuur zal tegen het einde van de eeuw naar verwachting met 4 tot 5 °C zijn toegenomen. Het evenwicht tussen leefomgeving, vectoren en gastheren is nog nooit zo fragiel geweest. Gezien de huidige veranderingen is het dan ook hoog tijd om in actie te komen.